Kleding


Het beste deel van het kostuum voor de vrouw is de witte muts, met de gouden hoedbellen eraan vast. De staart bestond uit (Brusselse) kant en tule.
Het liet ook zien hoe rijk de eigenaren waren.
Hoe meer kant, hoe rijker. De cornethoed ontstond in de tweede helft van de 17e eeuw in Parijs. Het werd gedragen door rijke mensen en kwam toen hier in de mode. De Nederlandse vrouwen hielden niet van de losse kant en, omwille van “orde en netheid”, ze legden het losse kant netjes op een rij met stijfsel en karkasdraad. Rond 1820 was de hoed gemeengoed onder de boerenbevolking in heel Overijssel en Gelderland, gecombineerd met een eigen rok en reversjurk. Toen kwam de naam “knipmuts” in gebruik. Vanaf dat moment werden veranderingen geleidelijk doorgevoerd, waardoor lokale verschillen ontstonden.